Fragment openingsspeech van Pien Hazenberg bij solotentoonstelling in Pulchri Studio 18 juli 2011

Zorgvuldig opgebouwd uit weloverwogen structuren, zijn
verstilde, monumentale doeken tot stand gekomen.
In verticale en liggende streek wordt de verf breed aangekwast, weer
weggepoetst , opnieuw toegevoegd of gedeeltelijk overgeschilderd.
Er is duidelijk grondig geploeterd.Bespiegelend, bewogen, bevlogen.
En ook langdurig, Weken, maanden soms.

Wanneer stopt zo’n proces dan? Wanneer is het klaar?
Op een gunstig moment ophouden,is wel het moeilijkste facet in de
kunst.
Dat geldt natuurlijk niet zozeer voor fijnschilders of surrealisten.
Een Carel Willinck houdt op wanneer het beeld niets meer te raden geeft,
als tussen de regels niets meer te lezen valt en het avontuur gestold is.
Maar voor de minder minitieuze herkauwers onder ons : Wanneer is een
werk AF?

Wanneer is een mens af? Op z’n 21 ste, op z’n 43 ste, op z’n 58ste?
Volledigheid is een subjectieve normering en de criteria liggen bij de
regie.
De Vuijst kiest kennelijk voor een moment, waar de historie van haar
doek nog zichtbaar is.Verder gaat zij niet.
Want heel nauwgezet wordt de transparantie gehandhaafd, waardoor de
toeschouwer voeling houdt met het schilderproces.
We blikken als het ware door de huidlagen, terug op de verschillende
stadia en volgen Nies zo in haar handelingen en reflexen.
Doeken met een verleden.

Die openhartige inzage schept intimiteit, maar tegelijk onthoudt het werk
zich zorgvuldig van iedere missie.
Het maakt zich niet hard voor een principe, het verzet zich niet.
Het is wat het is.

Wie daardoor denkt dat dit een onbetrokken grondslag zou zijn, vergist
zich.
Het engagement van de Vuijst richt zich op de formele aspecten als kleur
streek, drager, textuur.
Afwisselend schraal en pasteus, wordt de acryl in ferme toets laag over
laag aangebracht in verrassend, merendeels bestorven palet.
De ruitenwisser trekt de verf haperend over het canvas, dan weer druipt
het materiaal als stroop op de compositie.
Nergens vervalt de methodiek in herhaling.
Nies bewerkt het doek ook wel plat liggend, zet het vervolgens nat,
rechtop en geeft de zwaartekracht de vrije loop.
Zij metselt, poetst, schraapt, giet, stort, laat zich verrassen, maar leidt
het toeval even secuur als gevoelsmatig in gebreidelde banen.
Intuitief ontstaan nevelige vlakken, delicaat generfd of stoer geaderd,
aangevreten soms.
De materie is koning.
Een opvatting die aansluit bij informelen als Hartung, Soulages, Rothko,
waar de schilderende daad voorop staat.
De Vuijst betrekt haar sappen uit diezelfde bodem.

Het proces is het concept.