De schilderijen ontstaan na een, vaak langdurig, intuïtief proces van toevoegen en weghalen van transparante verf. Het resultaat is een doorschijnende huid van een zeer gevarieerd karakter die toch een eenheid vormt. Deze sterke nadruk op de huid van het schilderij geeft de werken iets intiems en tegelijk geslotens. Als je dicht op iemands huid zit, is dat immers zeer intiem. Het heeft iets onontkoombaars. Tegelijk is de huid echter ook de grens tussen iemands binnen- en buitenwereld. Binnen de huid leeft de subjectieve wereld van gewaarwordingen, onbeheersbare lichamelijke en emotionele processen, de warmte en de kwetsbaarheid van het lichaam en de exclusieve eigenheid van 'ik' en 'het mijne'. De huid sluit het binnenste af.
De huid is echter geen ondoordringbare muur, maar daarentegen doorlaatbaar en transparant. Boven alles echter voelt de huid. Ze laat invloeden van buiten op het binnenste toe, ze toont de half verscholen reacties van het binnenste op de buitenwereld en ze toont eenvoudig de staat van zijn op dat moment van het binnenste, met andere woorden, hoe het zich voelt. Behalve een transparant scherm is de huid dus ook een communicatiekanaal. Zeker in het werk van Nies de Vuijst, aangezien in haar werk niet de nadruk ligt op de huid van het schilderij zelf, maar op wat deze, door zichzelf heen, te zien en te vermoeden geeft.
Het werken met een subtiel communicatiemedium als de huid vraagt wel om een speciale manier van kijken. Het is alsof je ogen aan het donker moeten wennen. Je hoeft niet zoveel te doen, maar je moet de tijd en de rust nemen om je ogen zich te laten aanpassen aan de veelheid van subtiliteiten die tezamen een eenheid van gevoel uitdrukken. Dan wordt een onderhuidse stroom van gevoel zichtbaar met hier een gloeien en elders een wegzinken in de diepte, afhankelijk van de onderliggende structuur en ritmiek. Gevoel is immers niet vormloos. In tegenstelling tot het denken echter bedient het zich niet van expliciete en opgelegde vormen en structuren, maar beweegt het en expandeert het vanuit impliciete, slechts te vermoeden, structuren.
Deze structuren ondersteunen bij De Vuijst tevens de compositie in de vorm van eenvoudige architectonische elementen, zoals dragende en rustende vormen. 'Dragen' en 'rusten' hebben ook een gevoelsmatige connotatie. Daarnaast zie je flarden van visuele ritmes door de vele lagen heen schijnen. Ook ritmiek is, behalve een sterk structureel gegeven, in grote mate met gevoel en stemming verbonden. Denk immers aan de hartslag. Haar tempo is gebonden aan de mate van opwinding van het organisme. Ritmes in muziek zijn onontkoombaar gevoelsmatig geladen. Visuele ritmes in de omgeving bepalen de mate van rust, opwinding of chaos die er vanaf straalt op de toeschouwer. Dragen, rusten en ritmische afwisseling zijn alle eenvoudige vormprincipes met een grote gevoelsmatige uitstraling.
Met nauwelijks een vooropgezette bedoeling - welk gevoel is tenslotte vooropgezet? - creëert De Vuijst een eenvoudig gegeven voor zichzelf. Wat horizontale en verticale lijnen, een aantal ritmisch neergezette strepen, veel meer heeft ze niet nodig. Het zijn de eenvoudige structuren waarop het gevoel zich vastzet, als een micro-organisme dat tot een complex wezen kan uitgroeien en een kleine aanleiding die tot een groot en meeslepend gebeuren kan aanzwellen.
Na het aanbrengen van dit eenvoudige gegeven volgen een aantal lagen transparante verf, soms wat vormen, maar vooral het helemaal of half uitpoetsen van aangebrachte verf, als om het gebaar zijn nadruk te ontnemen. De Vuijst schildert tenslotte geen tekens of een serie opeengestapelde nadrukkelijke sporen van schilderkunstige activiteit. Dit soort activiteiten eisen teveel aandacht op de voorgrond. Ze blijft doorgaan - soms maanden - met het toevoegen van transparante lagen en het tussendoor vegen en poetsen, opdat de lagen als geïntegreerd gaan lijken en oppervlak en diepte verbonden lijken, in plaats van dat er een opeenstapeling van verf te zien is. Uiteindelijk zie je één door en door verbonden huid, in zichzelf vergroeid en met een eigen geschiedenis.
Daarom geven haar werken een, weliswaar terughoudende, lichamelijke sensatie. Ze hebben niet de opdringerigheid van sensuele kunst, die de aanraakbaarheid en de verleidingskracht van de huid uitspelen. Bij De Vuijst gaat het om wat onder de huid is, meer het voelen en verwerken dan het hunkeren, meer de inkeer dan de expansie. Dat verbindt haar kunst haast automatisch met het verleden. Niet met een specifiek verleden, maar met het verleden als kijkrichting. Zoals expansie en hunkering op de toekomst gericht zijn, zo zijn inkeer en gevoel op het verleden gericht. Elk gevoel is tenslotte uniek en heeft zijn eigen geschiedenis, die onlosmakelijk met de specifieke aard van dat gevoel verbonden is. Zo heeft ook elk schilderij van De Vuijst zijn eigen unieke, schilderkunstige geschiedenis die uitmondt in een werk met een eigen, specifieke gevoelslading.
Dat haar werken soms iets hebben van een oude, verschoten gebladderde deur of muur is daarom niet toevallig. Deze voorwerpen, met hun zo zichtbare sporen van menselijke activiteit en de tijd die ze deels uitwiste, lijken een soort natuurlijke symbolen te zijn voor het unieke plaats- en tijdgebonden karakter van het verleden. De toekomst is in potentie overal en grenzeloos, het verleden is altijd ergens en ooit. Aan het verleden kleven de gevoelens van de betrokkenen en de specifieke loop van toenmalige gebeurtenissen. Onbewust herkennen we dit en de populariteit van ansichten en foto's met dergelijke oude deuren en muren bevestigen deze herkenning. De gelijkenis tussen De Vuijsts werken en deze voorwerpen berust op het aanspreken van soortgelijke gevoelens in de kijker en is niet gezocht. Haar werken zijn immers geen afbeeldingen, maar verbeeldingen van de inkeer, de rust en de verstilling die voortkomen uit de ongerichte blik op de diepte van het gevoel dat onder de huid leeft. Het resultaat is een bijna, maar net niet, tastbare diepte.
Vincent Botella, 2001